Overslaan en naar de inhoud gaan

Heel wat ondernemers stellen ons de vraag of ze recht hebben op een ziekte-uitkering, een werkloosheidsuitkering of een pensioen. Vaak ook krijgen we vragen over het overbruggingsrecht. We vatten alle vragen en antwoorden rond ‘sociale zekerheid’ hieronder even voor je samen.

Sinds 1 juli 2019 heb je als ondernemer recht op een uitkering vanaf de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid, op voorwaarde dat je minstens 8 dagen arbeidsongeschikt blijft.
De periode van 8 dagen begint te lopen vanaf de dag waarop de arts het getuigschrift ondertekent.

Het is je ziekenfonds die je uitkering berekent en betaalt.
Let op, je ziekenfonds zal maar betalen als je zelf ook ‘in regel’ bent met je sociale bijdragen van het tweede en derde kwartaal voorafgaand aan de start van je arbeidsongeschiktheid.

In regel zijn betekent dat

  • je bijdragen betaald zijn, inclusief eventuele verhogingen wegens laattijdige betaling
  • of dat je je sociale bijdragen niet hoefde te betalen omdat er een ‘gelijkstelling’ van toepassing is.
    Dit is bijvoorbeeld het geval bij: een vrijstelling toegekend door het RSVZ, een vrijstelling na bevalling, een gelijkstelling in het kader van mantelzorg).
  • wanneer de periode van arbeidsongeschiktheid begint in de tweede of derde maand van een kwartaal, dan moet ook de bijdrage van dat kwartaal in orde zijn.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen je eerste jaar arbeidsongeschiktheid (de ‘primaire arbeidsongeschiktheid’). Er wordt dan een forfaitaire uitkering betaald. De grootte van het bedrag hangt af van je gezinssituatie. Er zijn forfaits voor wie een gezinslast heeft, alleenstaande is, of samenwoont.

Na je eerste jaar arbeidsongeschiktheid (de ‘invaliditeit’), is er opnieuw een forfaitaire uitkering afhankelijk van de gezinssituatie.

De algemene regel zegt dat je prestaties als zelfstandige niet meetellen om het recht op werkloosheidsuitkering te hebben.
Toch is het mogelijk dat een eerdere job als loontrekkende in sommige gevallen het recht geeft op een werkloosheidsuitkering.

Dat is het geval als je gedurende een referentieperiode een voldoende aantal dagen gewerkt hebt als werknemer. Deze referentieperiode en het aantal dagen dat je moet gewerkt hebben, hangt af van je leeftijd op het ogenblik van je uitkeringsaanvraag.

Om in aanmerking te komen voor een werkloosheidsuitkering moet er voldaan worden aan volgende voorwaarden:

  • minimaal 6 maanden en maximaal 15 jaar gewerkt als zelfstandige in hoofdberoep
  • lang genoeg als werknemer gewerkt (of sociaal verzekerd geweest als werknemer) in de periode vóór de zelfstandigheid (zie hierboven)
  • een attest van je vroegere werkgever bekomen dat hij je niet meer in dienst wil nemen. Let op, zonder dit bewijs kan je als boete een tijd zonder werkloosheidsuitkering gezet worden!

In elk geval raden we je aan om contact op te nemen met de RVA, de Rijksdienst Voor Arbeidsbemiddeling. Zij hebben alle gegevens ter beschikking en kunnen voor je nagaan of je recht heb op de werkloosheidsuitkering.
https://www.rva.be/burgers

Ja, als je voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een rustpensioen, namelijk:

  • de pensioenleeftijd bereikt hebben
  • een aanvraag indienen (behalve bij automatisch onderzoek)
  • een beroepsloopbaan als zelfstandige of als helper bewijzen

Hoeveel jaar bedraagt mijn pensioenleeftijd?

  • 65 jaar wanneer het pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal ingaat vóór 1 februari 2025.
  • 66 jaar, wanneer het pensioen daadwerkelijk en ten vroegste voor de eerste maal ingaat op 1 februari 2025 tot 1 januari 2030
  • 67 jaar, wanneer het pensioen daadwerkelijk en ten vroegste voor de eerste maal ingaat op 1 februari 2030.

Een vervroegde pensioenleeftijd is mogelijk als er aan bepaalde voorwaarden van leeftijd en minimumloopbaan wordt voldaan.

Als je door omstandigheden je zelfstandige activiteit moet stopzetten of een tijdje moet onderbreken, kan je het overbruggingsrecht aanvragen.
Je ontvangt een uitkering en in bepaalde gevallen hoef je geen sociale bijdragen te betalen.

Om van het overbruggingsrecht gebruik te maken, moet je voldoen aan enkele voorwaarden:

  1. Je hebt je hoofdverblijfplaats in België.
  2. Je bent zelfstandige in hoofdberoep of meewerkende echtgenoot gedurende het kwartaal waarin het feit zich voordeed én de drie daaraan voorafgaande kwartalen;
  3. Je bent voor diezelfde kwartalen sociale bijdragen verschuldigd. Je hebt minstens vier kwartaalbijdragen betaald. Die kwartalen liggen in een referteperiode van zestien kwartalen, namelijk het kwartaal van de stopzetting/onderbreking van je activiteit en de vijftien eraan voorafgaande kwartalen. Goed om te weten: een kwartaal dat wordt gelijkgesteld voor het pensioen in het zelfstandigenstelsel wordt gelijkgesteld met een kwartaal van effectief betaalde bijdragen.
  4. Je oefent op het tijdstip van de onderbreking/stopzetting van je zelfstandige activiteit geen enkele beroepsactiviteit meer uit.

Je kan in twee situaties een beroep doen op het overbruggingsrecht: gedwongen onderbreking en stopzetting wegens economische moeilijkheden.

  1. Gedwongen onderbreking

    Als je door omstandigheden buiten je wil je activiteit tijdelijk moet onderbreken of definitief moet stopzetten. Het kan gaan om:

    • een natuurramp
    • een brand
    • een beschadiging van de voor professioneel gebruik bedoelde gebouwen of de professionele uitrusting
    • een allergie veroorzaakt door het uitoefenen van je beroep
    • een beslissing van een economische speler of een gebeurtenis met economische impact
    • faillissement - ofwel persoonlijk faillissement ofwel van de vennootschap waarin je op het tijdstip van het faillissement mandataris of werkend vennoot was.
  2. Ben je helper of meewerkend echtgenoot, dan is niet vereist dat de geholpen zelfstandige of je echtgenoot ook getroffen is door de situatie.

  3. Stopzetting wegens economische moeilijkheden

    Als je door economische moeilijkheden je activiteit officieel moet stopzetten.
    Om recht te hebben op het overbruggingsrecht, moet je aan één van de volgende voorwaarden voldoen:

    • Je ontvangt op het ogenblik van de stopzetting een leefloon en kan dit bewijzen met een attest van het OCMW.
    • Het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen) heeft je vrijgesteld van sociale bijdragen in de periode van 12 maanden die voorafgaat aan de maand van je stopzetting.
    • Je hebt een beperkt inkomen. In het jaar van de stopzetting én het jaar daarvoor was je netto belastbaar inkomen als zelfstandige niet hoger dan 16.409,20 euro als zelfstandige of helper, of niet hoger dan 7.208,56 euro als meewerkende echtgenoot (bedragen 2023).

    Als helper of meewerkende echtgenoot kom je enkel in aanmerking als ook het inkomen van de hoofdzelfstandige die je bijstaat de drempel van 16.409,20 euro niet overschrijdt.

    Voor zelfstandigen in vennootschap geldt een extra voorwaarde:

    Was je op het moment van de stopzetting mandataris of werkend vennoot, dan moet er een procedure tot ontbinding en vereffening van de vennootschap opgestart zijn. Bovendien mag die vereffening geen vermogensvoordeel opleveren dat hoger is dan 32.818,40 euro.