Overslaan en naar de inhoud gaan

    

Op deze pagina willen we je een overzicht geven van volgende zaken:

Algemene begrippen

Een ondernemer is iemand die een bedrijf of onderneming start en leidt. Dit kan variëren van kleine zelfstandige ondernemers tot eigenaren van grote bedrijven.

Volgens de precieze definitie van het begrip ‘ondernemer’ zijn dit de voorwaarden om als ondernemer beschouwd te worden:
  • iedere zelfstandige
  • iedere rechtspersoon
  • iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid

Een zelfstandige oefent een beroep uit zonder in dienst te zijn van een werkgever. Ze zijn dus hun eigen baas en nemen zelf de beslissingen. Maar ze dragen ook zelf de verantwoordelijkheid voor alle verplichtingen zoals het betalen van bijdragen, belastingen, verzekeringen,…

De precieze definitie van het begrip luidt:
De FOD Economie omschrijft een zelfstandige als “Elke natuurlijke persoon die in België een beroepsactiviteit uitoefent zonder daarbij gebonden te zijn door een arbeidsovereenkomst”. Er is in dat geval geen ondergeschikt verband. De zelfstandige beschikt over een eigen sociaal statuut en een specifiek sociale zekerheidsstelsel.

In tegenstelling tot werknemers, waar de werkgever de sociale zekerheid regelt, moet elke zelfstandige en elke vennootschap zichzelf aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Deze verplichting geldt ook voor zelfstandigen in bijberoep.

Een sociaal verzekeringsfonds is een VZW die -in opdracht van de overheid- de sociale zekerheid regelt van ondernemers. In ruil voor een driemaandelijkse betaling van sociale bijdragen, de zogenaamde kwartaalbijdragen, bouwen de leden sociale rechten op zoals gezinsbijslag, arbeidsongeschiktheidsuitkering, terugbetaling van medische kosten en pensioen.

Verder kan je als zelfstandige rekenen op je sociaal verzekeringsfonds voor advies op alle belangrijke kruispunten tijdens je loopbaan als zelfstandige: van vóór je opstart tot na je pensioen..

Wie zich niet aansluit bij een sociaal verzekeringsfonds, zal door de RSVZ (de Rijksdienst voor de Sociale Verzekeringen van de Zelfstandigen) automatisch aangesloten worden bij de Nationale Hulpkas voor Zelfstandigen, het sociaal verzekeringsfonds van de RSVZ.

Voor een vennootschap zijn de spelregels anders. Binnen de drie maanden na de oprichting, moet de vennootschap aangesloten worden bij een sociaal verzekeringsfonds. Bijdragen worden niet per kwartaal maar per jaar betaald.

Er zijn 8 sociale verzekeringsfondsen in België, met kantoren over het hele land.
Een overzicht vind je op de website van de FOD Sociale Zekerheid:
https://socialsecurity.belgium.be/nl/sociaal-beleid-mee-vorm-geven/lijst-van-sociale-verzekeringsfondsen

Wil je gedetailleerdere info?
Ook op de website van de FOD Economie kan je meer informatie vinden:
https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/een-onderneming-oprichten/belangrijkste-stappen-om-een/aansluiting-bij-een-sociaal

Iemand die een onderneming wil starten, wijzigingen wil doorvoeren of zijn zaak wil stopzetten, krijgt te maken met heel wat administratieve taken.

Een ondernemingsloket neemt je die taken voor een groot stuk uit handen.

Naast de verplichte administratieve formaliteiten, bieden de ondernemingsloketten een ruime waaier aan bijkomende diensten zoals aansluiting bij een sociaal secretariaat, een sociaal verzekeringsfonds, opleidingen, opstellen van subsidiedossiers,….

Er zijn 8 ondernemingslokketten erkend, met kantoren verspreid over het hele land.
Een overzicht van deze loketten én een gedetailleerde omschrijving van hun diensten vind je op de website van de FOD Economie:
https://economie.fgov.be/nl/themas/ondernemingen/een-onderneming-oprichten/belangrijkste-stappen-om-een/te-ondernemen-stappen-bij-een/de-erkende

Je boekhouding

Het voeren van een boekhouding is een wettelijke verplichting.
De boekhouding geeft je bovendien de mogelijkheid je onderneming op een gezonde manier te leiden. Het geeft je een realistisch zicht op de financiële situatie.
Een externe boekhouder kan je daarbij helpen.

De omvang en de aard van de onderneming bepalen welke boekhouding je moet voeren.

Kleine ondernemingen mogen een vereenvoudigde boekhouding voeren.
Dat zijn eenmanszaken of vennootschappen met een jaaromzet kleiner dan € 500.000 (excl. btw).
Volgende sectoren zijn uitgesloten: verzekeringen, kredietverrichtingen, beleggingen en beursverrichtingen.

De vereenvoudigde boekhouding bestaat uit het bijhouden van:
  • Een financieel dagboek dat je kan splitsen in een kas- en bankboek.
    Het kasboek omvat alle uitgaven en ontvangsten in geld.
    Het bankboek omvat alle uitgaven en ontvangsten via een bankrekening.
  • Een aankoopboek
    dit bevat de facturen en creditnota’s van je leveranciers
  • een verkoopboek
    dit bevat de facturen en creditnota’s aan je klanten
  • een inventarisboek
    omvat de beschrijving en waardering van de voorraad

Een dubbele boekhouding geeft een gedetailleerd beeld van de financiële situatie van je onderneming. Je kan deze boekhouding als een echt beleidsinstrument gebruiken.

De ondernemingen die geen vereenvoudigde boekhouding mogen voeren, moeten een dubbele boekhouding voeren.

Een dubbele boekhouding houdt deze verplichtingen in:
  • een aangepast genormaliseerd rekeningstelsel (= boekhoudplan) volgen,
  • een model hiervan op de zetel van de onderneming bewaren,
  • een aankoop-, verkoop- en financieel (bank- en kas-) dagboek en een voldoende gedetailleerde inventaris bijhouden,
  • het opstellen van een jaarrekening; de jaarrekening omvat:
    • de balans waarin alle bezittingen, schulden en verplichtingen van de onderneming zijn opgenomen,
    • de resultatenrekening waarin de kosten en opbrengsten van het boekjaar zijn verwerkt,
    • de toelichting waarin alle rechten en plichten, bijkomende inlichtingen en gehanteerde waarderingsregels opgenomen zijn,
    • de sociale balans waarin een overzicht gegeven wordt van het aantal tewerkgestelde personen, van de personeelsbewegingen, van de maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van de initiatieven om medewerkers op te leiden;
  • de jaarrekening van de vennootschap neerleggen bij de Nationale Bank van België binnen 30 dagen nadat zij door de algemene vergadering is goedgekeurd.

Kmo’s mogen een jaarrekening opstellen volgens een verkort schema (of volgens een microschema, als ze voldoen aan de criteria van microvennootschap). Grote ondernemingen moeten werken volgens het volledig schema. Daarnaast moeten zij een jaarverslag opstellen waarin de bestuurders rekenschap geven van hun beleid.

Grote ondernemingen zijn ondernemingen die beursgenoteerd zijn ofwel twee of drie van de volgende criteria overschrijden:

  • jaargemiddelde van 50 werknemers,
  • jaaromzet excl. btw van € 9.000.000,
  • balanstotaal van € 4.500.000

Er wordt wel eens gezegd dat een goede boekhouder goud waard is.
Dat is geen overdreven uitspraak! Uit bovenstaande verplichtingen blijkt duidelijk dat ondersteuning bij het voeren van een correcte boekhouding in principe noodzakelijk is.
Je boekhouder helpt je met kennis van zaken bij het voldoen aan je formele verplichtingen.
Ook bij het kiezen van de fiscaal meest gunstige werkwijze (bv bij de vorm van je onderneming, het in rekening brengen van aftrekbare posten,… ) is je boekhouder een belangrijke adviseur.

Welke financieringsmogelijkheden zijn er?

Als ondernemer kan je op verschillende momenten extra financiële middelen nodig hebben.

Bij de opstart van je zaak kan je behoefte hebben aan startkapitaal voor het aankopen van materiaal, een auto, ICT-apparatuur …

Als je zaak groeit en als zich kansen aanbieden, wil je misschien graag extra investeren in de toekomst van je zaak.

Ondernemen is ook risico’s nemen en fouten maken. Ook bij een financiële tegenvaller of bij een tekort aan geld op je bankrekening kan het zijn dat je een krediet nodig hebt.

Veel ondernemers stellen zich op die momenten de vraag: hoe pak ik dit aan?

We lijsten de mogelijkheden even voor je op:

Eigen inbreng is belangrijk voor het verkrijgen van externe financiering.
De inbreng van eigen middelen zegt namelijk iets over de risico’s die men als ondernemer bereid is te nemen en over het vertrouwen in het slagen van de onderneming.

Wil je lenen bij een bank, dan vragen de meeste banken je een uitgewerkt businessplan voor te leggen.
Je zal over een bepaalde hoeveelheid eigen middelen moeten beschikken om te investeren in je zaak.

De belangrijkste producten op korte termijn zijn:
kaskredieten, vaste voorschotten en overbruggingskredieten.

De belangrijkste producten op lange termijn zijn:
Investeringskredieten (termijnkredieten) en langetermijnkredieten.

Ondervind je problemen met je bank rond de financiering van je onderneming, dan kan je terecht bij de Vlaamse Kredietbemiddelaar.
Die kan bemiddelen met uw bank of financiële instelling om, in alle vertrouwen, tot een oplossing te komen.

De belangrijkste mogelijkheden zijn:
leasing, factoring, ESCO’s (Energy Service Company), Vendor loan

  • Leasing:
    Ook wel financieringshuur genaamd. De leasinggever koopt op aanwijzen van een klant (de leasingnemer) een bepaald investeringsgoed en verhuurt dat aan de leasingnemer gedurende een vooraf bepaalde periode. De leasinggever blijft de juridische eigenaar, terwijl de leasingnemer het gebruiksrecht verkrijgt. De meest gebruikelijke objecten van leasing zijn wagens, machines en computermaterieel. Meer informatie kan je raadplegen op de website van de beroepsorganisatie van leasingmaatschappijen in België (BLV/ALV).

  • Factoring:
    Factoring is een vorm van debiteurenfinanciering, waarbij een onderneming haar commerciële vorderingen overdraagt aan een factormaatschappij in ruil voor een bevoorschotting van de factuurbedragen.

  • ESCO’s:
    ESCO staat voor Energy Service Company. ESCO’s treden meer en meer op de voorgrond om bedrijven te ‘ontzorgen’ wat betreft hun energie gerelateerde investeringen. Meer informatie kan je raadplegen op de website van BELESCO. https://belesco.be/

  • Vendor loan:
    Een vorm van betalingsuitstel, dat in de vorm van een lening wordt gegoten. De overlater staat toe dat een deel van de overnameprijs op een later tijdstip wordt ingelost. Eén van de voordelen is dat je een minder groot bedrag zal moeten lenen bij de bank.

  • Winwinlening PMV
  • Vriendenaandeel

De ondernemer die zelf onvoldoende eigen middelen heeft om een lening te krijgen, kan mogelijk ook een beroep doen op familie, vrienden of kennissen.
De zogenaamde 4 F’en: 'Family, Friend, Fools & Fans'

Dat kan bijvoorbeeld door ze aandeelhouder te maken: op die manier worden zij mede-eigenaar van de onderneming en zorgen zij mee voor de eigen kapitaalinbreng.

Een andere mogelijkheid is bij hen het bedrag te ontlenen, waardoor de eigen kapitaalinbreng stijgt. De overheid stimuleert zulke leningen en geeft daarvoor een belastingvermindering via het systeem van de 'Winwinlening' van PMV.
Met dit systeem kan een particulier tot € 75.000 lenen aan een Vlaamse KMO, gedurende een looptijd van 5 tot 10 jaar.

Een overzicht en gedetailleerde informatie over het systeem van Win-winleningen vind je op de site van VLAIO: https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/winwinlening en op de site van PMV: https://www.pmv.eu/product/winwinlening/

Een andere mogelijkheid is een Vriendenaandeel.
Via deze weg kan een particulier tot € 75.000 investeren in een KMO met een Vlaamse exploitatiezetel. Het Vriendenaandeel verschilt eigenlijk niet zoveel van een gewone aandelentransactie: de inbrenger wordt voor een stuk mede-eigenaar van je zaak in ruil voor een kapitaalinjectie. Hij draagt dus ook samen met de ondernemer het ondernemersrisico, zonder garantie of bescherming. De Vlaamse overheid vindt dit soort lokale investeringen waardevol en sponsort ze gedurende maximaal 5 jaar met een fiscaal voordeel van 2,5% op het geïnvesteerde bedrag.

Meer informatie:
https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/vriendenaandeel

Het grote verschil tussen Winwinleningen en Vriendenaandelen? Winwinleningen kan men verstrekken aan zelfstandige ondernemers, vrije beroepers en rechtspersonen.
Vriendenaandelen kan je enkel maar verwerven als de kmo een vennootschap is.

  • Seed & Early Stage investeringen (PMV)

Het kan gebeuren dat de bank geen lening geeft omdat het risico te hoog is en er niet voldoende waarborgen voorhanden zijn. Dat kan bijvoorbeeld bij innovatieve of risicovolle ondernemingen. Dan dient er risicokapitaal gezocht.

De risicokapitaalverschaffers kunnen worden opgedeeld in:
overheidsmaatschappijen, privémaatschappijen en privé-personen (business angels)

De Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) verschaft risicokapitaal aan innovatieve starters en jonge ondernemingen in hun initiële groeifase, onder de noemer 'Seed & Early Stage'-investeringen. Die gebeuren in de vorm van een kapitaalparticipatie, waarbij de overheid aandeelhouder wordt, eventueel aangevuld met een converteerbare lening, waarbij de lening later omgezet kan worden in aandelen.

  • Co-financiering (PMV)
  • Startlening (PMV)
  • Impulskrediet en cultuurkrediet (Hefboom)
  • Microkrediet (Microstart)

De overheid helpt beginnende ondernemers met subsidies en steunmaatregelen.
CO-FINANCIERING is een lening waarmee ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) starters en bestaande ondernemingen een duwtje in de rug wil geven.
De eigenlijke lening wordt altijd gecombineerd met een andere financiering

Ook zonder banklening kunnen bepaalde doelgroepen rechtstreeks bij de overheid een specifieke lening bekomen:

Via de STARTLENING van PMV kunnen starters tot € 100.000 lenen;
https://www.vlaio.be/nl/subsidies-financiering/subsidiedatabank/startlening

Via een IMPULSKREDIET en een CULTUURKREDIET kunnen organisaties en ondernemingen die sociale impact nastreven voor bepaalde financiering ook terecht bij Hefboom
Zij willen bijdragen tot een sociale en duurzame samenleving, door financiële middelen van individuele personen en organisaties te investeren in reële projecten in de sociale en duurzame economie. Meer informatie: https://hefboom.be/

Ook het MICROKREDIET van MicroStart richt zich tot zelfstandigen en ondernemingen die geen of moeilijk toegang hebben tot bankkrediet.
Meer informatie: https://microstart.be/nl

Je activiteit stopzetten

Net als bij de oprichting van een bedrijf gelden er ook formaliteiten voor de stopzetting van een activiteit, of die nu tijdelijk of definitief is.

Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een zelfstandige beslist om, vrijwillig of onvrijwillig, zijn activiteiten stop te zetten: pensioen, faillissement, arbeidsongeschiktheid, aan de slag gaan in loondienst, …

  • Uitschrijven uit de Kruispuntbank van Ondernemingen. Dat doe je via het ondernemingsloket van een sociaal verzekeringsfonds. Je ontvangt een attest van uitschrijving.
  • Stopzetting BTW nummer. Binnen de maand na stopzetting moet de BTW administratie ingelicht worden. Doe je dat niet of te laat, dan riskeer je een boete. Je kan zelf het nodige doen om je btw-nummer stop te zetten of je kan dit doen via een ondernemingsloket. Na stopzetting, zal de btw-administratie een stopzettingscontrole inplannen. Bekijk daarom zeker of alle BTW betaald is. De boekhouder kan hierbij bijstaan.
  • Informeer je sociaal verzekeringsfonds Bezorg binnen de 15 dagen aan je sociaal verzekeringsfonds een verklaring en bewijs van stopzetting. Voor het lopende kwartaal moet je nog een laatste kwartaalbijdrage betalen. Na de stopzetting komen er ook nog ongeveer twee jaar lang regularisaties die mogelijk betaald moeten worden.
  • Breng je ziekenfonds op de hoogte. Ook dat moet je binnen de 15 dagen doen. Het ziekenfonds zal je dan inschrijven op basis van je nieuw statuut (werknemer, invalide, ..).

De ondernemer met een eenmanszaak heeft slechts één vermogen. Zijn handelsvermogen en zijn persoonlijk vermogen vormen dus één geheel.

De vrijwillige stopzetting doet de nog openstaande schulden uit de zelfstandige beroepsactiviteit niet verdwijnen. Die moeten in principe verder betaald worden, zelfs als je zelfstandige activiteit wordt stopgezet.

Voor sociale bijdragen kan onder bepaalde voorwaarden vrijstelling van bepaalde kwartaalbijdrages en/of kwijtschelding van verhogingen worden aangevraagd. Hiervoor neem je best contact op met je sociaal verzekeringsfonds.

Gezien er bij een eenmanszaak geen onderscheid is tussen het handelsvermogen en het persoonlijk vermogen, kunnen de nog openstaande beroepsschulden ook verhaald worden op de persoonlijke goederen van de ondernemer. Dit geldt zowel tijdens als na de stopzetting van de zelfstandige activiteit.

Wat als bij stopzetting van je zelfstandige activiteit er heel wat schulden overblijven die je niet kan betalen? Je bevindt je dan in de zogenaamde “staking van betaling”: zelfs na stopzetting kan een aanvraag faillissement nog een optie zijn.

Waarom kan een faillissement alsnog aangewezen zijn? Omdat je dan eventueel van de zogenaamde “kwijtschelding van restschulden” kan genieten. Dat houdt in dat de rechtbank je de schulden die nog door je onderneming zijn veroorzaakt, kwijtscheldt. De kans bestaat dan dat je een nieuwe, schuldenvrije start kan nemen.

Dit is verschillend van andere schuldprocedures, zoals bijvoorbeeld de collectieve schuldbemiddeling voor particulieren, waar schulden wel nog moeten betaald worden.
Twee belangrijke kanttekeningen hierbij:

  • Bij persoonlijk faillissement, zelfs na stopzetting, bestaat er zoals reeds vermeld, geen onderscheid tussen het handelsvermogen en het persoonlijk vermogen.
    Concreet houdt dit in dat de aangestelde curator ook je persoonlijke zaken te gelde moet maken.
  • De Wet voorziet ook dat je het persoonlijk faillissement moet aanvragen uiterlijk binnen de zes maanden na stopzetting zelfstandige activiteiten.
    Wacht in dat geval zeker niet tot het laatste moment, want de aanvraag vergt enige voorbereiding plus de rechtbank moet na je aanvraag ook nog bij vonnis het faillissement uitspreken en een curator aanstellen (hetgeen ook wat tijd vraagt).

Je merkt dat hier heel wat komt bij kijken en verschillende belangen tegenover elkaar moeten afgewogen worden.
DYZO kan je in al die stappen adviseren en begeleiden. We trachten dan het totaalplaatje te bekijken en geven je dan de volgens ons voor jou beste oplossing.

Wanneer je een vennootschap wil stopzetten, zal je moeten overgaan tot de ontbinding en vereffening van je vennootschap. De “ontbinding” is de eerste stap, de “vereffening” is de tweede.

De ontbinding van de vennootschap betekent dat je vennootschap zijn rechtspersoonlijkheid verliest. Je onderneming zal niet langer bestaat.

De vereffening daarentegen, heeft te maken met het voldoen van de rekeningen. De schuldeisers moeten betaald worden met de opbrengst van de verkoop van de activa. Wat overblijft, gaat naar de aandeelhouders.

De gewone procedure om de onderneming stop te zetten gebeurt in twee stappen: eerst de ontbinding en dan pas de vereffening.

Daarnaast bestaat er een vereenvoudigde manier om je onderneming stop te zetten: de ontbinding en vereffening in één akte. Door de beperkte formaliteiten en snelle afhandeling, is dit voor vele ondernemingen een goed alternatief voor de gewone procedure.